woensdag 30 november 2011

‘Verloren’ roman Jack Kerouac voor het eerst in druk

Over Kerouac hebben we al eerder geschreven. Dit artikel verscheen bij Knack Boekenburen.

Met “The sea is my brother” wordt het posthume oeuvre van beatboegbeeld Jack Kerouac (1922-1969) weer een deeltje breder, ditmaal met een erg vroeg werk. Een aanvulling bijde legende of toch vooral een kwestie van marketing? “Wie bewijs je hier eigenlijk een dienst mee?” vraagt Kerouac-kenner Frank Albers zich luidop af.


Jack Kerouac blijft een van de meest postuum productieve schrijvers in de Amerikaanse letteren. Ook meer dan veertig jaar na zijn dood, blijft er met de regelmaat van de klok ‘nieuw’ werk verschijnen. “The sea is my brother” is de recentste aanwinst in dat rijtje.

Kerouac schreef “The sea is my brother” in 1942, toen hij diende in de Amerikaanse marine. In de roman focust Kerouac op twee personages: de no-nonsense matroos Wesley Martin en de intellectueel Bill Everhart, die literatuur doceert aan Columbia University. De twee sluiten vriendschap na een toevallige ontmoeting in een café en kiezen vervolgens samen het ruime sop. Zoals in veel van zijn latere werk, baseert Kerouac de twee contrasterende persoonlijkheden van zijn hoofdpersonages om zijn eigen conflictueuze zelfbeeld, waarin Kerouacs working class gevoeligheden botsen met zijn onmiskenbare honger naar intellectuele ontplooiing.
De grens tussen autobiografie en fictie is ook in dit werk dun; het verhaal is voor een groot deel gebaseerd op aantekeningen die Kerouac bijhield tijdens een marinereis naar Groenland. Wanneer Kerouacs onhandelbare gedrag tijdens de marineopleiding het vermoeden van een mentale stoornis wekt, wordt het manuscript gebruikt als bewijsmateriaal.





Kwijt?

Helemaal ‘verloren’ is het boek nooit echt geweest: in de Berg Collection, een fonds van de New York Public Library, dat een aanzienlijk deel van Kerouacs literaire archief verwierf, werd het manuscript bewaard. Al in 2009 was er sprake van het verhaal te publiceren. Het titelverhaal wordt aangevuld met een selectie uit ander jeugdwerk én uittreksels uit de correspondentie die Kerouac voerde met jeugdvriend Sebastian Sampas, een Grieks-Amerikaanse jongeman die als soldaat sneuvelde in 1944. Kerouac en Sampas hadden in hun jeugdjaren deel uitgemaakt van een groep jonge kunstenaars in Kerouacs thuisstad Lowell, Mass.

Wat het verhaal de moeite waard maakt, is de inkijk die het biedt in Kerouacs ontwikkeling als schrijver. Na de voltooiing van “The Sea is my Brother” wierp Kerouac zich op de voorbereiding van zijn officiële literaire debuut, de taaie familiesaga ‘The town and the city,’ die uiteindelijk in 1950 zou verschijnen. De beatstijl die Kerouac later beroemd zou maken, is dan nog mijlenver weg. De twintiger die Kerouac anno 1942 is, is duidelijk nog op zoek naar een eigen stemgeluid.

Mercantiel

Frank Albers, die Kerouac Amerikaanse omzwervingen in 2006 overdeed voor zijn boek Beatland, zit niet meteen op dit ‘nieuwe’ boek te wachten. “Als je het oeuvre van Kerouac bekijkt, moet je toch concluderen dat hij een schrijver is geweest die zichzelf één keer geweldig overtroffen heeft, met “On The Road.” De rest van zijn werk is eerder wisselvallig. Het zou me erg sterk lijken, mocht “The Sea is my brother” plots een meesterwerk blijken te zijn, dat hij al die jaren achteloos heeft laten liggen. Voor Kerouac-fundi’s is het misschien interessant, maar ik vraag me luidop af wie je hiermee een dienst bewijst.” Albers ziet een andere reden voor het opduiken van deze ‘verloren’ Kerouac. “Er komt binnenkort een biopic uit over Allen Ginsberg en ook” On the Road” werd recent verfilmd. Dat er nu plots ‘nieuw’ werk van Kerouac opduikt, is vooral mercantiel interessant.” Eerder verscheen ‘And The Hippos were boiled in their tanks’, een absurdistisch verhaal dat Kerouac eind jaren ’40 samen met beatdichter Allen Ginsberg op poten zette – eveneens jarenlang verloren gewaand.

And there’s plenty more where that came from. Kerouac zag zijn werk als een proustiaans mozaiek, een work in progress dat moest uitgroeien tot een consistent geheel, waarin elk werk zijn plaats en betekenis had. Toen Kerouac in 1969 op 47-jarige leeftijd stierf, was dat werk bijlange na niet afgerond, en was een groot deel ervan nog niet eerder in druk verschenen.

Ook Kerouacs essayistische werk uit dezelfde periode, dat op zichzelf goed is voor ettelijke honderden manuscriptpagina’s, is nog grotendeels onontgonnen. Voor onderzoekers en echte fans heeft dit werk ongetwijfeld waarde. Het is echter de vraag of dit erg vroege werk, waarin de latere beatheld nog zichtbaar worstelt met taal en vorm, ook de literaire merite van Kerouacs ‘officiële’ oeuvre gestand doet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten