Met “1000 heuvels”
schrijft Koen Peeters een veelstemmige roman, gebaseerd op reizen in Rwanda en
gesprekken met tientallen betrokkenen. Voor Peeters een uitgelezen kans om aan
te knopen bij zijn studie als antropoloog. Donderdagavond werd het boek
voorgesteld in de Koninklijke Musea voor Midden-Afrika in Tervuren.
“Wat je nog nooit hebt gezien, zul je vinden waar je nog
nooit hebt gereisd,” is het motto aan het begin van het eerste hoofdstuk in
“Duizend Heuvels.” Nadat Peeters Europa verkende in zijn “Grote Europese Roman”
(2007) en vervolgens zijn eigen Kempense roots verkende in “De Bloemen” (2009),
zet hij in zijn jongste roman koers naar Afrika.
Wanneer we donderdagavond in Tervuren neerstrijken, heeft
Peeters zijn roman al voorgesteld tijdens een lezing aan de Leuvense
universiteit. Maar de koninklijke musea voor Midden-Afrika zijn een uitgelezen
decor om de geesten van Peeters’ nieuwe roman op te rakelen. Ook in eerder werk
van de Leuvense schrijver dient het majestatische museum als decor.
Zoals zo vaak bij Peeters, ligt een object aan de basis van
het verhaal. “Van mijn vader erfde ik drie Afrikaanse mandjes,” klinkt het in
gesprek met Marc Reynebeau. “Jarenlang stonden die bij mij thuis, zonder dat ik
een idee had waar ze vandaan komen. Maar plots begonnen die voorwerpen als het
ware te spreken.” Voor Peeters het startschot van een nieuw literair project.
Eén vraag blijft op de lippen branden, zeker in een omgeving
die tegen wil en dank een sfeer ademt van “onze Kongo” : waarom een Rwanda-roman
en geen Congoroman? “Rwanda is ongeveer even groot als België en cultureel erg
homogeen. Voor wie erover wil schrijven, is het bevattelijker dan Congo, met
zijn tientallen verschillende etnieën. Bovendien heeft David Van Reybrouck al
een prachtig Congoboek geschreven. En ook niet onbelangrijk: in Rwanda kon ik
veilig reizen, in Congo was dat veel minder het geval.”
Les evenements
Aan het schrijven ging een zware voorbereiding vooraf.
Peeters reisde twee keer naar Rwanda en voerde gesprekken met een tachtigtal
betrokkenen, van Witte Paters die in een tehuis in het West-Vlaamse Varsenare
hun laatste jaren sleten tot slachtoffers van de genocide. Want Rwanda mag dan
een stabielere indruk geven dat het volatiele buurland Congo, “1994” zindert
nog steeds. Peeters mocht het aan den lijve ondervinden. “De gruwel van de
genocide blijkt niet zozeer uit de talrijke memorialen, maar wel uit kleine,
dagelijkse gesprekken. Zo vroeg ik in Brussel aan een Rwandese vrouw hoe lang
ze al in België woonde. Sinds 1994, zo bleek. Op de vlucht voor de genocide. Gesprekken
stokken zodra ‘les evenements’ aan bod komen.” Peeters beschrijft ook een
“gacaca,” een volksrechtbank die dorp per dorp de schuldigen van de genocide
moet aanwijzen. “Ter plaatse is men nog
jarenlang bezig geweest om door middel van vokksrechtbanken de schuldigen te
straffen en de gebeurtenissen te reconstrueren. Intense, pijnlijke ervaringen
zijn dat.”
Voor Peeters was dit project de uitgelezen manier om terug
aan te knopen met zijn antropologiestudie. “Rond mijn vijftigste kwam het idee om koers
te zetten naar Afrika. Als antropoloog moet je ooit in Afrika geweest zijn. Als
antropoloog knip je jezelf los van de wereld die je kent en dompel je je onder
in die van een ander. Je praat met de mensen, maar je eet en leeft ook met
hen.”
“Duizend Heuvels” is echter niet de neerslag van een
journalistieke of wetenschappelijke queeste. “Ik heb me bewust niet de rol
opgelegd van kritische interviewer. Ik zoek niet graag de polemiek op, en wilde
de verhalen van mijn gesprekspartners een eigen leven laten leiden binnen mijn
narratief. Van één gesprekspartner wist
ik bijvoorbeeld dat hij flagrant tegen me zat te liegen. Na afloop van dat
gesprek voelde ik me echt vies. Maar tegelijkertijd wilde ik ook ervaren wat
een dergelijk gesprek met je doet, en die ervaring in het boek smokkelen.” Die
kunst van verhullen en zwijgen loopt als een rode draad door de roman; de
complexe taal die het Rwandees is, zorgt ervoor dat ingezetenen aan een half
woord genoeg hebben om elkaar te verstaan. Maar Peeters toont ook hoe de Witte
Paters van hun Rwandese wedervaren een echt “Witte-Patersverhaal” gemaakt
hebben.
Intussen kriebelt er een nieuw idee. “Plekken als het museum
van Tervuren hebben iets sacraals. Als je ze met de juiste attitude benadert,
openbaren ze hun verhaal. Voor mijn volgende roman wil ik in België, maar ook
daarbuiten, op zoek gaan naar dergelijke plekken, waar de geschiedenis zijn
sporen heeft nagelaten. En begint te spreken.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten