Een van de opmerkelijkste boeken van het afgelopen jaar
is de “Grote Europese Roman” van Koen Peeters.
In deze roman gaat het hoofdpersonage, Robin, in opdracht van zijn baas,
Theo Marchand, op zoek naar de ziel, de essentie van Europa zoals het nu voor
ons ligt. Op zijn tocht langs 36
Europese hoofdsteden verzamelt hij conversaties, woorden en impressies die hij
samenbrengt in een zwart notitieschriftje.
Op het einde van het boek betitelt Robin zijn Europese gedachten en gevoelens
als “Grote Europese Roman”. Europa zit
in ons allemaal, maar het laat zich niet zomaar neerpinnen.
B-magazine op wandeling door het verrassende universum
van Koen Peeters.
1.
Vrolijk België/ Joyeuse Belgique
|
Te pas en te onpas wordt Koen Peeters geïnterviewd over
de Expo 58 en alles wat er mee samenhangt.
Het “Belgische” aspect van veel van zijn werk zit daar zeker voor iets
tussen. Hoewel dus weinig origineel, wilde
B-magazine toch weten hoe Peeters nu precies terugkijkt op deze legendarische
gebeurtenis.
Een van
de drukst bezochte attracties van Expo 58 was ongetwijfeld "Vrolijk
België". Een in hout en karton opgetrokken namaakdorp met veel friet, bier
en cafés moest de vrolijke kant van het land exposeren.
“In mijn eerste boek,
“Conversaties met K,” beschrijf ik hoe ik samen met Koning Boudewijn de Expo
bezoek. Ik ben geboren in 1959, en in het boek vertel ik hoe ik in de buik van
mijn moeder zit wanneer zij de Expo bezoekt. Wanneer er sindsdien iets met het
Atomium gebeurt, komt men mij interviewen; ik geld als een “expert” op dat
vlak, terecht natuurlijk, omdat ik intussen tot vervelens toe heb gezegd dat
ik, in de buik van mijn moeder, heel de sfeer van de Expo in mij heb opgenomen:
het vooruitgangsdenken, het optimisme, eindelijk konden de mensen de ellende
van de Tweede Wereldoorlog vergeten, ze waren blij met een strijkijzer, een
tv-toestel. Als je nu op die periode terugkijkt, merk je wel dat de wereld
veranderd is. We zijn een stuk cynischer geworden. Er was toen wel een Koude Oorlog
gaande, maar die was heel netjes geregeld, niemand had er last van, er kwam
geen bloed aan te pas. Maar vandaag…je krijgt elke dag beelden te zien uit
Irak, zoveel doden per dag en dan nog is het daar zogezegd geen oorlog. We zijn
blijkbaar toch iets kwijtgeraakt. Ik vind het weleens fijn om die hele sfeer
van ’58 terug boven te halen en met een paternalistisch geheven vingertje te
zeggen: “Toen waren we slimmer dan vandaag.”
2. Boudewijnstadion
|
Elke schrijver beleeft zijn eigen oerknal, een boek waarvan
hij/zij tegelijkertijd denkt “wauw, hoe is het mogelijk?” en “Zoiets moet ik
ook kunnen”. Voor Peeters is “Brief aan
Boudewijn” van W. van den Broeck zo een boek.
Centraal
gelegen op de Heizel is deze arena van de Belgische geschiedenis de plaats waar
de groten elkaar ontmoeten...
“Ik las “Brief
aan Boudewijn” op m’n eenentwintigste, en plots was daar een boek dat ging
over de wereld waarin ik leefde. Ik was verbaasd dat dat kon, zo schrijven. Kan
dat zo dicht op je vel zitten? Zo biografisch? Ik heb ook altijd eerlijk
toegegeven dat mijn eerste boek, “Conversaties
met K.”, een beetje schatplichtig is aan “Brief aan Boudewijn” : de K. in mijn boek is dan ook niemand
minder dan koning Boudewijn, die met het hoofdpersonage op pad gaat.
Dit interview vond plaats enkele dagen na de begrafenis
van Hugo Claus, een feit waar je natuurlijk niet omheen kan. Hoe denkt Peeters
over Vlaanderens monumentaalste schrijver?
“Ik ben fan van zijn gedichten. “Het Verdriet van België” heb ik
natuurlijk ook gelezen, lang geleden, en de week voor Claus stierf, heb ik me
het boek opnieuw aangeschaft. Het ene heeft met het andere natuurlijk niets te
maken. Zijn gedichten heb ik ook, gesigneerd en wel, en die zijn mij zeer
dierbaar. Weet je, ik schilder wel eens wat, en wanneer je dan een
tentoonstelling bezoekt kan je plots de ontzettende goesting overvallen om terug te gaan schilderen. Bij de gedichten
van Claus heb ik hetzelfde: dat knaagt zo, omdat het zó goed geschreven is, dat
je zo opgefokt wordt om zelf ook terug te gaan dichten. Mijn broer heeft,
tussen haakjes, een hele Clausverzameling. Ook was het ontroerend om zien dat
zoveel mensen Claus graag zagen. Geef toe, de hoogst sympathieke en arrogante
dandy met de geaffecteerde Clausspeak. Je houdt van hem, of je houdt niet van
hem, en wie niet van hem houdt, kan het niet verbergen. Heerlijk. Heel de
commotie na zijn dood, met die kardinaal en zo, levert een zeer Clausiaans
circus op, maar gelukkig blijft de poëzie.
3. Acacialaan
|
In Peeters’ roman “Acacialaan” gaat het hoofdpersonage,
Robert Marchand, op zoek naar (plaatsen uit) het verleden van Louis Paul
Boon...
Typisch
Vlaamse straatnaam die reminiscenties oproept aan de Kapelekensbaan...
“Hoe
groot of klein Vlaanderen ook is, Boon is de grootste Vlaamse auteur. Ik
verzamel Boon; ik heb drie meter Boon
intussen. Boon is gewoon de beste, en “De
Kapellekensbaan” is zijn strafste boek, met een wonderlijke vermenging van
verschillende verhaallijnen. Ik heb Boon herontdekt na het overlijden van mijn
vader. In het boek “Acacialaan”
beschrijf ik hoe ik in Aalst op zoek ga naar Boon. Ik vind dat interessant, “op
locatie gaan” en dan zoals een hond rondsnuffelen van :”waar is hier Boon?” Op
de Kapellekensbaan ben ik niet geweest, evenmin in huize “Isengrinus”, maar wel
in de straten waar hij als twintiger en dertiger gewoond heeft met Jeanneke.
Die leefde nog op het moment van mijn bezoek, maar ik zocht haar niet op. En
had Boon nog geleefd, ik zou ook geen contact met hem gezocht hebben, maar dat
staat los van dat geweldige boek, dat toch zijn meest superbe is. Vanaf een
bepaalde leeftijd, - welke?- zijn
schrijvers blijkbaar veroordeeld om schrijver te blijven, en dat heeft toch
iets triests. Dat soort veelschrijverij ambieer ik zeker niet.
Voor
Boon was schrijven de seismografie van de tijd waarin je leeft, als een vorm
van “registreren”, wat ik een interessante theorie vind. Maar wat natuurlijk
maar iets gedeeltelijks zegt over het artistieke proces.
4. Musée Royal de l’Afrique
Centrale
|
Koen Peeters staat bekend als een verwoed collectioneur.
In vele van zijn boeken en verhalen spelen verzamelingen een centrale rol. Wij wilden weten hoe groot zijn verzamelwoede
precies is.
Onstaan
onder de vleugels van Leopold II, herbergt het Afrikamuseum in Tervuren een weergaloze
collectie memorabilia uit het koloniaal verleden van België…
“Vroeger was ik een fanatieker verzamelaar dan
nu. Bij mij had het iets heel possessiefs, terwijl ik nu vooral denk: het
moeten kleine, subtiele verzamelinkjes zijn, dingen die niemand anders heeft.
Bijvoorbeeld die verzameling van woorden (die ook in de “Grote Europese Roman” een rol spelen) zoals Vespa, Cancer, Robin, Kafka,
die iedereen kent, maar die in een andere taal een dier betekenen. Zo heb ik
ook een verzameling foto’s van berichten van mensen die op zoek zijn naar een
parkiet of een papegaai. Ik heb zo twee foto’s, en dat volstaat om van een
verzameling te kunnen spreken. Dat soort dingen vind ik veel interessanter dan
bijvoorbeeld postzegels. Pas op, ik heb een postzegelverzameling, maar dan
alleen van zegels met een okapi erop. Zo heb ik er vier of vijf, et ça suffit. Ik ben veel minder, zoals
vroeger, de slaaf van mijn verzameling. Het moet vooral schoon zijn, en vaakook ontstaat het samen met het boek dat ik
schrijf. Bij elk van mijn boeken, zo blijkt, hoort een object. Bij de “Grote Europese Roman” is dat een map vol
documenten, die ik voor geïnteresseerde toeristen zoals jullie heel
opschepperig boven haal. (Toont de map,
waarop in grote letters: “GROTE EUROPESE ROMAN” en een tekening van een
roodborstje. De map bevat onder andere briefpapier uit Europese hotels, oude
landkaarten van Europa, een inventaris van een postzegelverzameling, gemaakt
door een Joods jongetje uit Antwerpen en teruggevonden op een rommelmarkt.
Allemaal elementen die in de Grote Europese Roman terugkomen.) Maar niet
elk boek heeft zo’n map. Voor mijn boek “Meneer
Sjamaan” had ik een album aangelegd met daarin allemaal rozenblaadjes, die
van verschillende interessante plaatsen afkomstig waren. Dat album is nu te
bezichtigen in het AMVC Letterenhuis. Ze hebben daar van verschillende
schrijvers een “object”, zoals afgietsels van het hoofd van Claus, weet ik
veel, van mij liggen er rozenblaadjes; er zijn subtiele mensen.(grinnikt)
Bij mijn eerste boek, “Conversaties met K”, heb ik een houten okapi getimmerd, hij staat
nu in de garage. Bij mooi weer zet ik
hem nog wel eens in de tuin ...
5. Robert Marchandplein
|
De naam “Marchand” keert regelmatig terug in Peeters’
oeuvre, of hoe naamplaatjes romanfiguren kunnen worden en omgekeerd: de
onvermijdelijke vragen over hoe de “Grote Europese Roman” ontstaan is.
Mythisch,
nu verdwenen plein in de achtertuin van de schrijver, nu herdoopt tot Koning
Astridlaan, rechtsaf aan de Okapi, in de buurt van de Koning Boudewijnstraat...
“Ik heb echt gegoogeld om te zien of dat al bestond, het genre van de
Grote Europese Roman. Alleen bij Cervantes vond je wel eens een omschrijving in
die richting, maar verder bestond het eigenlijk niet. (Ironisch) Ik heb dat dus op geniale wijze uitgevonden, de mensen
zullen mij daar ooit dankbaar voor zijn.
(Serieus.) Of het echt een nieuw genre is? Ik denk dat dat de essentie van de
roman is, dat die mensen aantrekt die zo pretentieus en eigengereid zijn dat ze
telkens opnieuw durven denken: “Ik ga iets nieuws maken,” en daarmee telkens
het genre opnieuw definiëren. Zoals de Leuvense spoorwegen psychiatrische
patiënten aantrekken die onder de trein springen, zo trekt de roman mensen aan
die denken dat de wereld echt op hen zit te wachten. Wereldveroveraars. De
roman is alleen maar een traditie van mensen die telkens opnieuw, met verve,
het warm water uitvinden. En al die schrijvers weten beter, en toch proberen ze
het telkens opnieuw: omdat het ook de essentie van het kunstwerk is, je maakt
iets, en zodra het af is denk je: “Waow!” En de dag erna staat de kunstenaar
weer te knoeien in zijn atelier.
Ik
ga vaak over mijn werk: ik schrijf een tekst twaalf keer vooraleer die af is. (Toont een typoscript: tussen en naast de
getypte tekst staan talloze handgeschreven annotaties.) Ik schrijf het
eerst met de hand, dan typ ik het uit, en dan ga ik er zo twaalf keer over. Ik
beschrijf een scène één keer, dan zie en beschrijf ik ze opnieuw, en
uiteindelijk hou ik alleen de “goede” zinnen over. Dan schrap ik vrolijk en zet
alles terug in elkaar. Over elk woord in mijn boeken is, moet ik bekennen, heel
diep nagedacht.
Autobiografisch
schrijven krijg ik niet over mijn hart: ik heb drie grote kinderen intussen, en
ik werk ook gewoon in een bank, zoals iedereen. En het evenwicht daartussen wil
ik graag bewaren. Dus wellicht wik ik mijn woorden wat meer dan anderen. En het
autobiografische ligt me stilistisch minder.
Een grote Europese roman schreeuwt om een onderliggende
Europese gedachte. Is die er wel? En zo
ja, hoe ziet Peeters die precies?
“In het boek staat: ‘Europa is daar waar
mensen dromen over Europa.’ In die zin is het ook maar logisch dat de Turkse
hoofdstad Ankara een hoofdstuk gekregen heeft in het boek. De Europese gedachte
die ik in het boek heb willen leggen is: Europeaan zijn is een soort morele
opdracht. Je mag aan iedereen best vragen om op een of andere manier “Europa”
te verzamelen, en dat begrip staat los van enig politiek of natiegevoel. Een
“goede” Europeaan zou systematisch in alle Europese landen iemand moeten
kennen, een gesprek voeren, eigenlijk zoals bij “Monopoly” de hele “ronde van Europa” afleggen, zoals Robin doet in
het boek. Iedereen kan dat voor zichzelf doen, je kunt voor jezelf aankruisen:
“Dat land heb ik al.” Het heeft alles te maken met een stad, een cultuur, een
mens. Als je de mensen niet kent, kun je ook over hun land geen uitspraak doen,
vind ik. En als je ’s koffie hebt gedronken met een Pool of een Cyprioot, ken
je de essentie van die landen. Zo eenvoudig is dat. Los daarvan zit er echt
geen boodschap in het boek. Het is nota bene een roman; mij gaat het om het
verhaal, om de stijl, het overstijgen van plaats en tijd. De analyses en zo,
dat is jullie werk.
Opvallend in het boek is de steeds prominentere rol van
de Holocaust. Het is tegelijk een van de
raadselachtige aspecten van de roman.
Hat Peeters das gewubt?
“Dat heeft te maken met mijn fundamentele
angst voor nationalisme. Als er een groep in de wereld is, die weet wat het
effect is van nationalisme, dan zijn het toch wel de Joden. In de naam van het
nationalisme werden ze telkens weer verjaagd, uit Polen, uit Litouwen, uit
Oekraïne… Hannah Arendt beweert dat, naarmate het nationalisme toeneemt, ook
het antisemitisme stijgt. Ik weet niet of dat echt zo is, maar nationalisme is
wel een discours van “zuiverheid”, en als je dan rondloopt met van die vreemde
krullen en een lange zwarte jas, tja… Dat Holocaustthema is dus zeker verbonden
met anti-nationalisme, maar ik ben zelf natuurlijk geen Jood. Dat antinationalisme
voedt mij als kunstenaar, als burger, als vader en als mens. Waarom denk je dat
Theo niet graag heeft dat Robin op zijn hand schrijft? Vanwege de link met de
nummers die de Joden getatoeëerd kregen in de concentratiekampen, natuurlijk.
6. Grand Bazaar du Bon Marché
|
Postmodernisme, een onderwerp waar Peeters verbazend snel
van af wil zijn. Grootsprakerige ideeën over identiteit en natie zijn aan hem
niet besteed.
De
voorloper van de “GB”, het huidige “Carrefour”.
De geïnteresseerde koper vindt er altijd wel wat...
“Zeker bij het begin van mijn schrijverscarrière kreeg ik geregeld dat
etiket van “postmodernist” opgeplakt. Zeker wanneer je ook zegt dat je het
genre een beetje wil herdefiniëren, dat je daarover hebt nagedacht, krijg je
die naam. Maar we leven allemáál in een postmoderne tijd, hé. Anderzijds ben ik
gefascineerd door sympathieke verhalen
zoals België en Europa, waar niemand in gelooft – want al op alle mogelijke
manieren gedeconstrueerd -, maar aan de andere kant heb ik liever de vrolijke
fictie van “België” dan dat verzurende neo-Vlaams discours dat je tegenwoordig
langs alle kanten voor de voeten geworpen krijgt. Dat is allesbehalve postmodern, wat ik nu
zeg. Zelfs als jij zegt dat die hele
huidige België-hype niet zo onschuldig is als ze op het eerste zicht
lijkt: heel interessante opmerking, maar ik ben het daar niet mee eens. Noem
mij eens een schrijver of een andere kunstenaar die meestapt in dat Vlaamse
discours. Kunstenaars hebben daar geen boodschap aan, wij houden veel meer van
die vrolijke pose die België is. De verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië
bestaan nu eenmaal, maar da’s een economisch verhaal, en dan vind ik dat je het
ook in economische termen moet vertellen. Heel de huidige commotie rond de
Vlaamse identiteit, die opgebouwd wordt ten koste van de Walen… ik geloof daar
niet in. Er is veel meer dat ons bindt en daarbij: als mens – ik word steeds
minder postmodern en steeds prekeriger- kun je uit zo’n discours van “wie ben
ik?” eigenlijk niets leren. Essentiële navelstaarderij, dat is het. De essentie
van cultuur is ook “acculturatie”: het overnemen van bepaalde dingen, iets
accepteren van de anderen, het reizen om te leren. Klinkt allemaal ouderwets en
heerlijk. De Vlaming zou dat beter dan wie ook moeten weten, maar ja, we zijn
nu eenmaal zelfgenoegzaam en rijk, en zij niet. Het identiteitsdebat in
Vlaanderen is gelukkig minder paniekerig dan in Nederland, en dat is dan weer
typisch Belgisch: de wereld mag vergaan, maar in België gaat alles zijn gewone
gangetje. Fantastisch toch? Het vaderland België is trouwens zo’n belachelijk,
artificieel en grappig vaderland dat niemand ervoor wil sterven. Houden zo, zou
ik zeggen”
7. Turnhout-Brussel-Turnhout
B-magazine, immer op zoek naar primeurs, wilde tot slot
even weten waarover Peeters’ volgende boek zal gaan.
Van de
Kempen, de geboortestreek van de schrijver, naar het hart van Europa...en weer
terug...
“Het wordt een Grote Kempische Roman,
gebaseerd op documenten uit mijn familie. Bijvoorbeeld brieven die mijn
grootouders tijdens de tweede wereldoorlog schreven aan hun zoons, die op
internaat zaten, en waarin je het verloop van de oorlog kunt volgen. Mijn vader
was vroeger volksvertegenwoordiger voor de CVP. Op een meeting werd hij ooit
zwaar aangepakt door leden van de extreem-rechtse Vlaamse Militanten Orde, en
onlangs heeft mijn oom een hele stapel fotokopieën uit dat dossier gevonden.
Met dat materiaal wil ik aan de slag; het zijn documenten uit de tijd dat mijn
ouders en grootouders jonger waren dan ikzelf nu. Die familiehistories die
terug bovenkomen, dat herbeleven van je eigen biografie, vind ik wel
interessant. Het wordt sowieso een persoonlijker werk dan de “Grote Europese Roman.”
Koen
Peeters
Grote
Europese Roman
Meulenhoff
– Manteau 2007
Geen opmerkingen:
Een reactie posten