zaterdag 13 maart 2010

Jean Ferrat ne vit plus ici

Vandaag meldde de televisie dat Jean Ferrat gestorven is. Ferrat is de schrijver van "La Montagne," het nummer dat Wim Sonneveld omturnde tot "Het Dorp." Ferrat woonde in het dorpje Antraïgues-sur-Volane, in de Franse Ardèche. Het toeval wil dat schrijver dezes nog 'n verhaaltje liggen had (uit 2007) dat zich in Antraïgues afspeelt. Het is een hoofdstuk uit het verhaal van Els en Peter, wiens relatie een dieptepunt bereikt tijdens een vakantie in de zo idyllisch gewaande Ardèche. Een fragment, ter ere van de grote Jean Ferrat.

Die ochtend had Els beslist dat ze naar Antraïgues zouden gaan, een village de caractère, niet ver van Vals vandaan. Ze had ergens gelezen dat Jean Ferrat er woonde en het feit dat een dinosaurus van het Franse chanson zich er verschanste, was voor haar blijkbaar reden genoeg geweest om te denken dat er in het dorp daadwerkelijk wat te zien zou zijn. Peter had ingestemd, hoewel hij zich niet kon voorstellen dat een bezoek aan dat gat interessanter kon zijn dan wat hij zich voorgenomen had: op het terras van het hotel gaan zitten met een iet of wat leesbaar boek en ervoor zorgen dat zijn glas niet te lang leeg bleef. Maar goed, na het ontbijt waren ze in de auto gestapt en richting Antraïgues gereden. Peter kreeg het op zijn zenuwen van de bochtige bergwegen, het gezoem van de airco en het gehuil van de motor. Gelukkig stond de weg naar Antraïgues goed aangegeven, want Els gaf hem meermaals te kennen dat ze op de kaart niet zag waar ze zich bevonden.
“Ze niet ondersteboven houden, helpt al een heel eind,” had hij tussen twee haarspeldbochten in gegromd. De rest van de rit hadden Simon & Garfunkel het woord gevoerd.

Antraïgues was een bergdorp van twee straten groot, met een labyrint van steegjes rond een kerkje dat vastgeschroefd zat op een bergrichel. Rond het stoffige dorpsplein stonden een paar café-restaurants die hun zolderkamer verhuurden en zich dus hotel meenden te mogen noemen. Peter slenterde achter Els aan, die onophoudelijk foto’s maakte. Soms vroeg ze hem te poseren naast weer een karakteristiek dorpsgezicht, warbij hij ook nog eens moest glimlachen en als het even kon, zijn sigaret wegmoffelen, zodat hij op de meeste foto’s zijn rechterhand-met-peuk achter zijn rug hield. Op één foto stond hij toch te roken : Els had hem gevraagd de sigaret weg te doen en hij had er niet beter op gevonden dan ze aan een jongetje van ’n jaar of tien aan te bieden, dat daar toevallig voorbij kwam. Els had hem dan maar z’n sigaret laten houden, al verzekerde ze hem dat de foto mislukt was. Peter had zijn schouders opgehaald en was achter haar aan gesloft.

Omstreeks half twaalf hadden ze het aperitief genomen op het terras van het “hotel” La Montagne, genoemd naar de grote hit van plaatselijke bard Jean Ferrat. De eigenares had zelf de drankjes gebracht en Els had gevraagd of zij misschien wist waar Ferrat woonde. De vrouw moest het antwoord schuldig blijven – désolée- maar ze verzekerde Els dat het ergens in het dorp was. Even vreesde Peter dat Els nu alle deurbellen zou gaan afzoeken op zoek naar “Ferrat, J., Chansonnier”, maar tot zijn grote opluchting zuchtte ze slechts en nipte beteuterd van haar spuitwater. Peter liet zich de pastis smaken.

Even later, na zich bij een bakker wat te eten te hebben gehaald, slenterden ze kauwend over het dorpsplein. De weerkaatsing van de zon op het witte zand deed Peter pijn aan de ogen. De Ricard leek te hitte nog dubbel zo intens te maken. Hij leek wandelend in te dutten. Toen hij het hoofd schudde om bij zijn positieven te komen, zag hij Els niet meer. Heel even voelde hij paniek. Het volgende ogenblik zag hij haar staan praten met de gepensioneerde aanstellers die in de schaduw van een paar bomen jeu de boules aan het spelen waren. Ze wenkte hem.
“Wat nu weer?” gromde hij binnensmonds. Els wees naar de drie gepensioneerden en riep : “Zij weten het ook niet!”
Peter knipperde verdwaasd met de ogen.
“Wat dan?”
“Waar Ferrat woont. Ze hebben zelfs nog nooit van hem gehoord!”
Peter kneep zijn ogen stijf dicht, slikte net op tijd een verwensing in en riep : “Had je gedacht dat- ie hier onder de bomen zou staan ballengooien? Kind toch!”
Hij draaide zich om en wandelde weg. Els nam afscheid van de bejaarden en kwam naast hem lopen.
“Het had toch gekund?” zei ze bedremmeld. Peter antwoordde niet, stopte de laatste hap van zijn broodje achter de kiezen en gooide het papiertje dat er omheen gezeten had, zonder omkijken op de grond.

Antraïgues was hoegenaamd geen daguitstap waard: zelfs wanneer je uiterst traag door het dorp slenterde, had je de hele bedoening, met of zonder Ferrat, gezien op enkele uren tijd. Terwijl Els rondkeek in een groezelige – lees : pittoreske - hoedenwinkel, zat Peter op de stoep te roken en zich af te vragen wat te doen: hij verveelde zich stierlijk, maar was er een alternatief? Het was te vroeg om terug te rijden naar Vals, het avondmaal werd niet opgediend voor zeven uur. Op zoek gaan naar een andere village de caractère leek hem al helemaal niets; de auto in, over die misselijk makende bergwegen, de weg kwijtraken, het getoeter van achterliggers bij zijn stuntelige omkeermanoeuvres…Dan liever tot vanavond in dit gat rondslenteren. Els zou nog wel een tijdje zoet zijn met de drie souvenirwinkels die Antraïgues rijk was. Het kon hem niet schelen, van hem mocht ze alle tijd nemen die ze nodig had. Hij gooide de peuk van zijn Chesterfield in de goot en keek om, om te zien wat Els bezighield. Wat hij zag, benam zijn adem. Een meisje van nog geen achttien jaar in een strak, fleurig jurkje, hielp Els bij het aanpassen van een verder niet terzake doende hoed. Haar slanke, blote armen zwermden om Els hoofd heen om de hoed zo goed mogelijk te doen uitkomen, terwijl Els schijnbaar dolgelukkig in de spiegel keek en naar zichzelf glimlachte. Vervolgens zei ze wat tegen het meisje en wees onverhoeds naar hem. Het meisje draaide zich om. Haar blinkend zwarte kijkers boorden zich in die van Peter, ze lachte hagelwitte tanden bloot en wuifde hem even toe. Peter duizelde. “Oh God,” kreunde hij. Door de stof van haar jurkje heen schemerden haar borsten, stevig, hard, niet minder dan hemels. Peter watertandde. “Zeventien, misschien achttien. Het zou geen misdrijf zijn,” dacht hij. Vervolgens hoorde hij Els roepen of hij wilde komen betalen. Peter zocht zijn bankkaart, ademde diep in en ging naar binnen. Els stond voor hem.
“Mooi?” vroeg ze vrolijk.
“Heel mooi,” antwoordde Peter schor, verstrooid.
Hij ging langs haar hen naar de toonbank. De betaalterminal werkte niet mee. Zonder vragen nam het meisje de kaart van hem over, haar koele vingers raakten zijn hand nog geen seconde. Peter rilde. Werktuiglijk toetste hij vervolgens zijn code in. Het meisje stond aan de overkant van de toonbank, nog geen halve meter van hem af. Haar parfum bracht hem aan het duizelen. Terwijl het kasticket uit de printer rolde, voelde hij hoe een pijnlijk harde erectie zich vastliep in zijn al te strakke jeans. Het meisje schoof hem het ticket toe.
“Au revoir!” voegde ze er vrolijk aan toe.
“Revoir,” bracht Peter uit.
Hij nam Els bij de arm. Samen gingen ze de winkel uit.


“Schat, je ziet er prachtig uit met die hoed,” zei hij, nog voor ze hem gevraagd had wat hij ervan vond. Hij trok haar tegen zich aan en gaf haar een kus op de wang.
“Waaraan heb ik dat verdiend?” vroeg zij.
“Zomaar,” antwoordde hij. “Mag het soms niet?”
“Oh jawel. Blij dat je ’t een mooi hoed vindt.”
Ze liepen zwijgend verder in de richting van de souvenirwinkel.
“Heb ik soms iets goed te maken dat ik zo doe?”vroeg Peter zich af. Zijn erectie was aan het verslappen, verdween al snel geheel. Hij had dorst, maar er was nergens een café te bespeuren. Els was verdwenen tussen de rekken met ansichtkaarten. Een onzinnig ogenblik lang dacht hij na over wat er had kunnen gebeuren als Els er niet bij was geweest.Die ogen, die armen, dat figuur…
“Het heeft geen zin,” zei hij halfluid. Els hoorde het niet, die was de winkel binnengegaan om de ansichtkaarten te betalen die ze uitgekozen had. Hij keek naar haar, hoe ze en profil naar hem toegekeerd stond, haar magere,bleke benen in de haast orthopedische blokken van wandelschoenen, haar smalle borsten die de stof van haar ruime grijze T-shirt amper deden welven, haar sluike blonde haar dat vanonder de rand van de hoed kwam piepen. Met dat ding op haar hoofd leek ze nog tien jaar ouder. Veertig euro had dat kreng gekost en Els stond er niet eens mee. Het was een afgrijselijk ding, maar blijkbaar was zij er heel gelukkig mee en dat was blijkbaar het bijzonderste. Daar kwam ze op hem toegelopen.
“Schat, ik zou gedacht hebben dat ze hier Cd’s van Ferrat zouden verkopen, maar nee. Vind je dat niet gek?”
“Wat doet het ertoe?” dacht hij.
“Spijtig,” zei hij.
Ze wandelden samen verder.

Uiteindelijk waren ze terug uitgekomen op het dorpsplein. Els had aanstalten gemaakt om het opnieuw te gaan bekijken, ze had zelfs de camera opnieuw uit het etui gehaald. Het was amper half drie in de namiddag. Het werd Peter teveel, of ze nu nog een uur of vijf dood te kloppen hadden of niet.
“Dat héb je al allemaal gezien,” zei hij op hoge toon.
Els draaide zich om en keek hem strak aan.
“Wat heb jij ineens?” vroeg ze geërgerd. “Ben je ’t soms beu?”
Peter dacht niet na over zijn antwoord : “Hoe kun je ’t raden?”
“Wat wil je dan doen?”
“Geen idee. Naar de auto. Hier weg alleszins.”
“Hoezo?”
“Ik bedoel : we hebben dit kutdorp nu wel gezien. Elke steen gefotografeerd, ik heb je die stomme hoed gekocht…Me dunkt dat we het hier wel gezien hebben.”
“Jamaar…”
“En die Ferrat van je kan me intussen ook gestolen worden. We gààn!”
Els keek hem beteuterd aan.
“Oh jee, “dacht Peter. “Ik sta er verdorie van te hijgen. Ik leer het nooit. Straks gaat ze nog huilen.”
Een blik in haar richting leerde hem echter dat zulks niet het geval zou zijn. Els had zich omgedraaid en was al op weg naar de auto.
“Ik dacht dat je ’t een mooie hoed vond,” zei ze met een klein stemmetje bij het verlaten van de parking. Peter zei niets, schakelde en gaf gas.

donderdag 11 maart 2010

Frappant Txt Zwijndrecht

Beeldjes van de voorrondes in Zwijndrecht. Veel kijkplezier!